Nieuw lid |
|
Het verhaal van Hash en Wietje
Er leefde eens een arme houthakker, die Pa Rihuana heette. Hij had een heel bazige vrouw, Ma Rihuana. Ze hadden twee kinderen, Hash en Wietje. Wietje speelde met haar Barbituraatjes en Hash met zijn hond Stuffie en zijn kat Morfientje. Ma Hiruana zei: “ We moeten iets doen.” Pa Rihuana snoof eens diep, maar wist niets te zeggen. Ze hadden namelijk niets meer te eten. Ma Rihuana bedacht een boos plan. Ze zouden met z’n viertjes een tripje maken in het bos en daar zouden ze Hash en Wietje achterlaten. Maar de slimme Hash had alles gehoord en stak een mesje in zijn broekzak. De volgende dag gingen ze een tripje maken in het bos, waar de wind door de bomen blowde die zo high waren. ’s Middags deden Hash en Wietje een dutje en hun ouders gingen er stilletjes vandoor. Maar Hash had met zijn mes lijntjes getrokken in de sneeuw, dus konden ze de weg naar het dorp gemakkelijk terugvinden. Ze durfden echter niet naar huis, dus gingen ze naar Opium en Omium. Deze zaten vredig op hun canabee naar de LSD-speler te luisteren waaruit de overbekende hit klonk: “Altijd rookt Kortjakje Wiet, midden in de week maar ’s zondags niet. ’s Zondags rookt zij heroïne, met een snuifje cocaïne. Altijd rookt Kortjakje Wiet, midden in de week maar ’s zondags niet.”
Toen Omium en Opium de kinderen zagen, begroetten ze hen uitbundig. “High” riepen Omium en Opium. “High”, riepen Hash en Wietje. Ze kregen een cracker aangeboden. “Hebben jullie honger?” vroeg Opium. “Ja” antwoordden de kinderen. “Goed” zei Omium, “ik coke wel.”
De volgende dag werden Hash en Wietje naar huis gebracht. Pa Hiruana was heel blij, maar Ma Hiruana niet. Toen ze weer een tripje gingen maken in het bos, lette Ma Hiruana extra goed op Hash, zodat hij geen kans kreeg om lijntjes te trekken. Toen ze weer alleen achtergebleven waren en moe waren, zagen ze plotseling een vogeltje, dat floot: “Wiedewiedewiet.” Ze volgden het en kwamen bij een huisje, dat helemaal van cokes gemaakt was. Zoveel coke hadden ze nog nooit bij elkaar gezien. Ze begonnen meteen te snuiven, maar toen broer en zus zich aan de lekkernij tegoed deden, werden ze bespied door de boze H-XTC, die in het huisje woonde. Ze hoorden een kraakstem: “Snif, snaf, snuifje, wie snuift er aan mijn huisje?”
“Het is de wind, het is de wind, het highe kind”, riepen Hash en Wietje. Dit herhaalde zich een paar maal, maar toen kreeg de H-XTC argwaan, kwam naar buiten en zei met een lief stemmetje: “Kom maar mee naar binnen, dan heb ik een lekkere spacecake voor jullie.” Maar eigenlijk had de boze H-XTC maar al te veel zin in Hash en Wietje. Na een tijdje zaten Hash en Wietje helemaal stoned en uitgeteld bij H-XTC aan tafel.
Nu wilde de H-XTC Wietje gaan drogen in haar drooghok en Hash gaan samenpersen in haar persijzer om hem vervolgens in blokjes te snijden. Ze zaten als lab-ratten in de val. “Hennep” riep Hash. “Hennep” riep Wietje. Ze waren bang om opgerookt te worden. Wietje moest gaan kijken of de kolen in het drooghok al heet genoeg waren. Ze zei tegen de H-XTC dat ze het niet goed kon zien. De H-XTC ging nu zelf kijken en Wietje duwde haar in het drooghok en smeet de deur dicht. Nu schreeuwde de H-XTC: “Hennep!” Maar al gauw bleef er van de kwelgeest niets meer over dan een hoopje groene blubber.
Wietje haalde Hash en ze waren blij. Ze doorzochten het huisje en namen zoveel mogelijk spulletjes mee naar huis als ze maar konden dragen. Hun zakken puilden uit van de snoepjes. Ze staken het huisje achter zich in brand. “Crack” zei het huisje. Hash en Wietje gingen met speed naar huis. Het Wiedewiedwietvogeltje wees hen de weg. Onderweg kwamen ze Roodkaplaarsje en Sneeuwwietje tegen. Toen ze thuiskwamen was Pa Hiruana heel blij. Ma Rihuana was dood en de drie leefden nog high en gelukkig |